Radiotherapie (bestraling) hypofyse

Wel of niet bestralen?

Bestraling geeft niet direct resultaat: het effect wordt vaak pas na jaren merkbaar. In situaties waarbij er snel ingegrepen moet worden, is deze behandeling daarom meestal niet geschikt. 

Ook zijn de plaats en de grootte  van de tumor van belang bij een keuze tussen  ‘wel of niet bestralen’. Deze factoren hebben namelijk invloed op de kans van slagen van een operatie enerzijds en de bestraling anderzijds.  

De patiënt heeft ook een belangrijke stem in de keuze om wel of niet te bestralen. De wens van de patiënt en de best passende behandeling worden besproken in het multidisciplinaire team met alle betrokken specialisten. Zo kan bijvoorbeeld iemands conditie aanleiding zijn om juist wel of niet te bestralen. 

Bijwerkingen van bestraling

De mogelijke bijwerkingen van radiotherapie verschillen per persoon. Dit is afhankelijk van de plaats en de grootte van de tumor en van de manier waarop je wordt bestraald. Sommige mensen krijgen hoofdpijn of worden vermoeid. Anderen merken helemaal niets en blijven gewoon aan het werk in deze periode. Soms treedt er tijdelijk haaruitval op, maar het haar groeit weer volledig aan.  

Ook kan nog gezond hypofyseweefsel beschadigd raken. Tussen een en tien jaar na de bestraling kunnen deze cellen hun functie verliezen. Bij ongeveer 30 tot 50% van de patiënten treedt uitval van hormoonfuncties (schildklierhormoon, bijnierschorshormoon, geslachtshormoon, groeihormoon) op. Niet alle genoemde hormoonfuncties hoeven uit te vallen. De uitgevallen hormoonfuncties worden meestal vervangen door medicijnen. 

Meer lezen over radiotherapie?

Zoek je via Google op ‘patiëntenfolder bestraling hypofyse‘ dan kun je van verschillende expertisecentra de uitgebreide brochure over bestralingen van de hypofyse raadplegen. 

Raadpleeg ook onze online informatiebibliotheek voor meer achtergronden.