Stelling: Preferentiebeleid is de schuld van alle medicijnwisselingen (artikel)

Printen

De problemen van (generieke) substitutie worden vaak gekoppeld aan het preferentiebeleid. In veel gevallen onterecht. Voor een beter begrip is meer kennis nodig over substitutie en vergoedingsmodellen.

Hoewel het preferentiebeleid inderdaad leidt tot medicijnwisselingen, ligt de oorzaak van veel wisselingen ergens  anders. Veel (grote) zorgverzekeraars hanteren namelijk geen preferentiebeleid, maar andere constructies: het ‘pakjes’ of IDEA-model, het laagsteprijsmodel of het historische-prijsmodel. Deze modellen hebben als doel kostenbeheersing/besparing, net als het preferentie- beleid. Daardoor zijn lagere zorgpremies mogelijk.

Verschillende modellen

Bij het IDEA-model vergoedt de zorgverzekeraar de apotheker een vaste, gemiddelde prijs voor een afgesproken pakketje geneesmiddelen, ongeacht welk geneesmiddel wordt verstrekt: duur, goedkoop, merk of generiek. De apotheker bepaalt zelf welk middel hij uitgeeft. Binnen het systeem van de laagste-prijsgarantie kiest de apotheker zelf welk medicijn hij aflevert. De zorgverzekeraar vergoedt echter alleen de prijs van het merk met de laagste prijs. Ook als dit medicijn niet leverbaar is. In geval van het historische prijsmodel vergoedt de zorgverzekeraar de prijs die in het verleden is vastgesteld. Bij alle drie deze modellen selecteert de apotheker het label (merk of generiek) op basis van de (voor hem) laagste inkoopprijs – die lager kan zijn dan de lijstprijs – en overige aspecten, zoals beschikbaarheid en mogelijkheden voor het afnemen van een pakket geneesmiddelen met korting bij een bepaalde leverancier. Hoe vaak aanpassingen van de labels plaatsvinden – en dus ook hoe vaak patiënten te maken krijgt met wisselingen – is afhankelijk van het inkoopbeleid van de apotheker.

Apotheker bepaalt

Het preferentiebeleid is dus niet enkel de oorzaak van medicijnwisselingen. In al deze modellen is het niet de zorgverzekeraar, maar juist de apotheker die het label kiest en substitueert vanwege bedrijfseconomische redenen. De afspraken met de zorgverzekeraar spelen daar wel een belangrijke rol in. De invloed van de zorgverzekeraar reikt dus verder dan het preferentiebeleid.

Er kunnen echter ook andere redenen zijn voor generieke substitutie, zoals beschikbaarheidsproblemen. Los van deze modellen bestaat er ook nog substitutie door parallelimport, waarbij het vervangende middel wat betreft hulpstoffen, uiterlijk en verpakking niet gelijk hoeft te zijn. Er is ook dan sprake van substitutie die niets te maken heeft met het preferentiebeleid, maar met een keuze door de apotheek vanwege bedrijfseconomische belangen.

De stelling Preferentiebeleid is de schuld van alle medicijnwisselingen beoordelen wij dus als onjuist

 

Bronnen: Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik , Bijwerkingencentrum Lareb, KNMP, Nederlands Huisartsen Genootschap.


© Nederlandse Hypofyse Stichting - Alle rechten voorbehouden

ANBI Keurmerk