Werkt extra T3 voor restklachten?: ‘We verwachten van deze studie het definitieve antwoord’ (artikel)

Printen

Uit: Hyponieuws 3 – 2023

Restklachten komen veel voor bij patiënten met schildklierproblemen. Ook als zij normale bloedwaarden hebben door behandeling met levothyroxine (T4). Daarom ging eind vorig jaar de T3-4-Hypo trial van start. Dit onderzoek moet uitsluitsel geven over hoe goed de T3/T4-combinatietherapie werkt en voor wie. We spreken hoofdonderzoeker en internist-endocrinoloog dr. Marco Medici.

Wat is T3/T4-combinatietherapie?

‘Een gezonde schildklier maakt de hormonen T4 en T3 aan. T4 is het voorloperhormoon. De organen nemen dat hormoon op en zetten dat zelf om in het actieve hormoon T3. Een traag werkende schildklier maakt geen of nauwelijks T4 en T3 aan. Patiënten met een traag werkende schildklier starten met het schildkliermedicijn levothyroxine. Hierin zit enkel T4 en dus geen T3. Hiermee bereik je dus geen normale verhoudingen T4 en T3 in het lichaam. Zodoende kan een tekort aan T3 een reden zijn voor de blijvende klachten, de zogeheten restklachten. Bij de T3/T4-combinatietherapie slik je niet alleen T4 (levothyroxine, red.), maar ook T3.’

Wat is er bekend uit eerdere onderzoeken?

‘Er zijn meerdere studies gedaan naar de combinatietherapie, maar die hebben wisselende uitkomsten. Samen geven ze – om verschillende redenen – geen definitief antwoord op de vraag of de combinatietherapie goed werkt of niet. Zo betrokken veel onderzoeken ook mensen in hun studie die zich goed voelden. Het is dan logisch dat je geen verbetering in restklachten meet, want ze waren er niet. Ook waren er veel studies met weinig deelnemers. Verder kregen ze vaak te hoge doseringen T3, veel meer dus dan de schildklier zelf aanmaakt. Daarmee boots je geen natuurlijke situatie na. In veel gevallen werd het T3 ook maar 1 keer per dag gegeven. Maar T3 is kortwerkend; je moet dit dus meerdere keren per dag innemen. En tot slot gebruikten de onderzoekers vragenlijsten die voor dit doel niet geschikt waren. De uitkomsten daarvan geven dus ook geen goed beeld. Internationaal ziet men deze factoren dan ook als grote beperkingen.’

‘Intussen loopt toch 10-15% van de schildklierpatiënten rond met restklachten, met grote invloed op hun dagelijks leven. Daarom hebben wij onze studie zo opgezet dat deze aan alle voorwaarden voldoet voor een betrouwbare studie, zonder eerder genoemde beperkingen. We betrekken hier ook internationaal mensen bij en werken nauw samen met patiëntenorganisatie Schildklier Organisatie Nederland (SON). Daardoor hebben we nu een studie die breed gedragen wordt en met veel interesse wordt gevolgd vanuit het binnen- en buitenland.’

Hoe ziet jullie studie er dan uit?

‘Het onderzoek bestaat uit 2 onderdelen: eerst wordt iedereen overgezet op hetzelfde T4-medicijn dat speciaal voor deze studie is gemaakt (deel A). Dat is belangrijk voor een betrouwbare studie. Dit instellen duurt bij de meeste patiënten 4 maanden.’

‘Deel B duurt 1 jaar. Hierin vergelijken we T3/T4-combinatietherapie met T4/placebo. Een placebo is een “nepmiddel” zonder werkzame stof. Door een loting hebben de deelnemers 50% kans op behandeling met T3/T4 en 50% kans op T4/placebo. Zij en de onderzoeker weten niet in welke groep ze zitten. Deze onderzoeksmethode geldt als de beste manier om de werkzaamheid van een behandeling te onderzoeken. De methode heet gerandomiseerd, dubbelblind placebo-gecontroleerd onderzoek.’

‘Na deze verdeling bezoeken de deelnemers 5 keer de polikliniek. Zij krijgen dan vragenlijsten over klachten en kwaliteit van leven. Ook krijgen ze tijdens de studie verschillende onderzoeken. Zo meten we de effecten van de medicijnen in allebei de groepen. Er is veel ervaring met T3. Bij de lage doseringen in deze studie verwachten we daarom geen bijwerkingen. Toch houden we de veiligheid bij. De deelnemers krijgen daarom tijdens de hele studie lichamelijk onderzoeken, bloedonderzoeken, een hartfilmpje en in sommige ziekenhuizen een botscan en neurocognitieve testen (voor o.a. concentratie en geheugen, red.).’

Wat verwacht je van deze studie?

‘Dit is de eerste studie die zo zuiver mogelijk en zo grootschalig onderzoekt of T3/T4-combinatietherapie nut heeft bij restklachten. We verwachten daarom dat deze studie het definitieve antwoord geeft op de vragen: werkt de combinatietherapie voor restklachten? En zo ja, voor wie werkt het dan?’

Hoe meten jullie dit? En waar letten jullie op in het onderzoek?

‘Restklachten doen zich in allerlei vormen voor, zoals vermoeidheid, concentratie- en geheugenproblemen, mentale klachten, gewrichts- en spierklachten en buikklachten. Uit studies blijkt dat voor patiënten de belangrijkste restklacht vermoeidheid is. Daarom is een voorwaarde voor deelname aan de studie dat iemand in ieder geval last moet hebben van ernstige vermoeidheid met een grote negatieve invloed op het dagelijks leven. Daarnaast mag de patiënt uiteraard ook last hebben van andere restklachten.’

‘Het effect op restklachten volgen we met vragenlijsten die hiervoor geschikt zijn. Zo kunnen we subtieler nagaan of er ook echt verbetering is of niet. Want de simpele vraag of iemand verbetering merkt, kan lastig zijn om te beantwoorden.’

En wat als T3 blijkt te werken?

‘Toont ons onderzoek inderdaad aan dat het slikken van T4 én T3 een positief effect heeft op restklachten? Dan kan T3/T4-combinatietherapie een vaste plaats krijgen in de behandeling van patiënten met een traag werkende schildklier en restklachten. Om te weten voor wie het werkt, kijken we naar verschillende factoren, waaronder het DNA. Er zijn namelijk studies die een verandering in het DNA als oorzaak vonden dat T3 wel werkte bij een bepaalde groep patiënten. Maar ook deze onderzoeken hadden beperkingen, waardoor de uitkomsten niet betrouwbaar zijn.’

‘Verder kijken we naar simpele factoren zoals geslacht en leeftijd, maar ook naar ingewikkeldere zaken, waaronder de stofwisseling. Zo willen we weten of mensen ook een T3-tekort hebben in de cellen en of alleen die mensen daarom positief reageren op extra T3. Maar we kijken naar nog veel meer dingen. Dat is belangrijk en alleen mogelijk als in totaal 600 mensen deelnemen. Dat is heel veel. Het wordt dan ook een uitdaging om dat te halen, maar het is wel nodig om een definitief antwoord te vinden.’

Het onderzoek is in oktober vorig jaar van start gegaan. Hoe loopt het tot nu toe?

‘Heel goed. We zitten nu op zo’n 40 patiënten. Zij worden nu omgezet op de speciaal voor deze studie geproduceerde levothyroxine (T4, red.). We zijn begonnen in het Erasmus MC in Rotterdam, maar het onderzoek loopt nu ook al in nog 7 andere ziekenhuizen. In totaal doen uiteindelijk 15 ziekenhuizen door heel Nederland mee.’

Het wisselen van merk schildkliermedicatie wordt meestal afgeraden. Maar voor jullie onderzoek moet dit wel. Waarom is dat zo belangrijk?

‘Om betrouwbare uitkomsten te krijgen. In Nederland zijn verschillende T4-medicijnen verkrijgbaar, met verschillende eigenschappen. Dit kan leiden tot onbetrouwbare studieresultaten. Daarom is het erg belangrijk dat alle patiënten eerst worden overgezet op hetzelfde T4-medicijn. Daarnaast is onze levothyroxine beschikbaar in stapjes van 12,5 microgram, zodat we de patiënten preciezer kunnen instellen. Er zitten ook geen bijzondere hulp- en vulstoffen in. We zien tot nu toe dat de deelnemers deze levothyroxine goed verdragen. Overigens steunt ook patiëntenorganisatie SON de opzet van deze studie.’

‘Ook T3 wordt speciaal voor deze studie gemaakt, in lagere doseringen dan tot nu toe op de markt beschikbaar is. Het doel hiervan is dat we alle deelnemers heel precies kunnen instellen.’

Hoe reageren patiënten daarop?

‘Omdat patiënten eerst moeten overstappen op “onze” levothyroxine, vreesden we wel dat sommige mensen niet happig waren om aan dit onderzoek deel te nemen. Er is namelijk een kans dat zij opnieuw ingesteld moeten worden. Maar veel patiënten geven aan dat ze dit risico accepteren, omdat ze zich nu ook al niet goed voelen en ze voor die kans willen gaan voor verbetering van hun restklachten. We krijgen dan ook veel aanmeldingen.’

‘Overigens moet je iedereen die overstapt op de T3/T4-combinatietherapie – ook buiten dit onderzoek – altijd opnieuw instellen. Want je gaat daarvoor een lagere dosering T4 slikken. Die vervang je deels door T3. Patiënten die deelnemen aan dit onderzoek komen terecht in een team dat ervaring heeft met de combinatietherapie. En het is natuurlijk fijn dat ze toegang hebben en houden tot de medicatie uit ons onderzoek, waarmee we mensen nauwkeuriger kunnen instellen dan met de al beschikbare medicatie buiten deze studie. Maar sommige mensen doen het voor het grotere geheel. Zij willen hun bijdrage leveren aan het onderzoek, voor anderen.’

Wanneer verwachten jullie de resultaten van deze studie?

‘De studie duurt maximaal 20 maanden per deelnemer. We verwachten dat mensen nog ongeveer 1 jaar kunnen aansluiten. Zodra alle deelnemers de studie hebben afgerond, moeten wij alle data nog analyseren. Al met al gaat dit zeker zo’n 4 jaar duren.’

Als T3/T4-combinatietherapie blijkt te werken, helpt dit dan misschien ook bij hypofysepatiënten?

Restklachten komen ook veel voor bij hypofysepatiënten. Maar bij deze patiënten is de situatie moeilijker. Want behalve schildklierhormoon hebben zij meestal ook uitval van andere hormonen. Het is dan dus de vraag of het schildklierhormoon de restklachten veroorzaakt of 1 van de andere uitgevallen hormonen. Maar zijn de uitkomsten van onze studie positief voor de T3/T4-combinatietherapie? Dan geeft dat natuurlijk wel hoop voor hypofysepatiënten met restklachten door schildklierhormoon.

Meer weten?

Alle informatie en het laatste nieuws over dit onderzoek lees je op t3-4-Hypotrial.nl. Let op, hypofysepatiënten kunnen niet deelnemen aan het onderzoek.

Hypofysepatiënten kunnen niet deelnemen aan het onderzoek. Waarom niet?

‘We hebben nu één unieke kans om dit onderzoek goed te doen. We willen dus voorkomen dat we een fout in de studie krijgen waardoor we appels met peren vergelijken. Daarom moeten de deelnemers zoveel mogelijk dezelfde kenmerken hebben, waaronder dezelfde oorzaak van de trage schildklier. Omdat de ziekte van Hashimoto (auto-immuun hypothyreoïdie, red.) de meest voorkomende oorzaak is, hebben we voor deze groep patiënten gekozen. Daarom kunnen hypofysepatiënten niet meedoen.


© Nederlandse Hypofyse Stichting - Alle rechten voorbehouden

ANBI Keurmerk